Jacob Walters

 

  • Periode:
  • Archiefinstelling:
  • Locatie:
  • Soorten:
  • Bron:

 

  • Inleiding

 

  • Archiefbeschrijving

 

  • Ornithologische betekenis

 

  • Downloads

 

  • Links

 

  • Over de archiefvormer

uit: K.H. Voous, In de ban van vogels, Uitgeverij Scheffers, 1995. [21.III.1990]

WALTERS, Jacobus, 25 december 1926, industrieel inkoper, vogelwaarnemer met grote kennis van het gedrag van plevieren. Walters groeide op in Amsterdam. Hij trad in dienst van een groot papierconcern in Amsterdam, waar hij zich kon specialiseren tot industriëel inkoper en waar hij uiteindelijk Hoofd Inkoop van grondstoffen en materialen werd. Zijn belangstelling voor vogels dateert van de middelbare school. Hij werd lid van het Centraal Bureau van Vogelwaarneming te Amsterdam in 1946 en van de Nederlandse Ornithologische Vereniging (NOV) in 1947.
In die tijd werd een aanvang gemaakt met de zandopspuitingen en andere grondwerkzaamheden voor de uitbreiding van Amsterdam in westelijke richting. Deze gebieden trokken, als voorheen het Oostzaner gat en de Rothoek, veel vogels aan. Aan de ontwikkeling en het verloop van de zich snel wijzigende avifauna van deze uitgestrekte en aanvankelijk verlaten vlakten heeft Walters in zijn vrije tijd veel aandacht besteed en daarover nauwgezet in Limosa gerapporteerd (vijf publicaties, 1949-1954). Vooral de pioniersoorten (plevieren, Kluut) hadden zijn belangstelling en hij ontwikkelde zich weldra tot een kenner van het gedrag van de daar tijdelijk in betrekkelijk groot aantal samen voorkomende en broedende Strand-, Bontbek- en Kleine Plevieren (20 publicaties, 1954-1987). Aan de hoofdstukken over de plevieren in de handboeken van U.N. Glutz von Blotzheim & K.M. Bauer (6, 1975) en S. Cramp & K.E.L. Simmons (3, 1983) heeft hij wezenlijk bijgedragen, alsmede aan de SOVON-broedvogelatlas (R.M.V. Teixeira 1979) en Randstad en broedvogels van de Vogelwerkgroep Avifauna West-Nederland (1981).
Sinds de jaren 1960 inventariseerde hij ook de in ontwikkeling zijnde opgespoten zandterreinen in het westelijke havengebied van Amsterdam en ringde daar gelijktijdig veel vogels. Ook de Amsterdamse Waterleiding Duinen werden mede in zijn studie van Kleine Plevieren en het reeds eerder aangevangen inventarisatiewerk opgenomen (14 publicaties, 1970-1988). Voorts gingen de ruiverschijnselen, die op het voorkomen van vogels in zijn waarnemingsgebied van invloed leken, hem bezig houden, onder meer bij meeuwen (1978), sterns (1979, 1987), plevieren (1984) en de Wulp (1987).
Het is verbazingwekkend met hoeveel energie Walters zich in zijn liefhebberij, die een ontspannend tegenwicht vormde voor zijn vaak hectische dagelijkse werk, heeft verdiept en hoe ver hij daarin door doelgericht vasthouden aan inventarisatie en analyse is gekomen. Vanaf 1976 geniet hij als gastmedewerker in ruime mate van de door het Instituut voor Taxonomische Zoölogie (thans Instituut voor Systematiek en Populatiebiologie) van de Universiteit van Amsterdam verleende faciliteiten.
Publicaties Ruim 60 titels, in een groot aantal Nederlandse en buitenlandse tijdschriften, waaronder Ardea, Limosa, De Wandelaar, De Wandelaar in Weer en Wind, Bird Study, Ringing & Migration en De Giervalk/Le Gerfaut.