
Karel Voous, 2 februari 1973
Karel Voous
- Periode:
- Archiefinstelling:
- Locatie:
- Soorten:
- Bron:
- Inleiding
- Archiefbeschrijving
- Ornithologische betekenis
- Downloads
- Links
- Over de archiefvormer
uit: K.H. Voous, In de ban van vogels, Uitgeverij Scheffers, 1995. [31.VIII.1994]
VOOUS, Karel Hendrik, 23 juni 1920, hoogleraar dierkunde, museumornitholoog en natuur- en vogelbeschermer. Karel Voous groeide op in Amsterdam en heeft voor zover hij het zich herinnert altijd naar vogels gekeken. Zijn eerste vogelboeken waren Jan Hendrik van Balen, Onze vogels of de vogels van Nederland (1880) en de Verkade-albums van Jac. P. Thijsse. Zijn eerste publicatie, "Vogelwaarnemingen in Februari", verscheen in De Levende Natuur (40 (1936): 247-248). In 1937 werden hij en zijn vriend Henk van der Lee lid van het Centraal Bureau voor Vogelwaarneming van de Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (NNV), afdeling Amsterdam. Hij studeerde biologie aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam (1938-1945) en werd assistent van professor L.F. de Beaufort, later conservator van de vogels en plaatsvervangend directeur van het Zoölogisch Museum (ZMA) van deze universiteit (1939-1963). Hij promoveerde cum laude op 11 juni 1947 bij professor De Beaufort op een systematisch en zoögeografisch proefschrift On the history of the distribution of the genus Dendrocopos (bonte specht) (Limosa 20, 1947). Hij was buitengewoon hoogleraar in de zoögeografie (1955-1963), vervolgens gewoon hoogleraar dierkunde (meer speciaal systematiek en verspreiding der dieren) (1964-1975) aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Om gezondheidsredenen ging hij in 1975 met vervroegd emeritaat.
Hij volgde in het zoögeografisch spoor van zijn leermeester De Beaufort en werkte nauw samen met de vogelsystematici P.A. Hens, G.C.A. Junge en J.G. van Marle en de avifaunisten C.G.B. ten Kate, J. Kist en M.J. Tekke. Voor de in 1979 overleden Van Marle voltooide en herschreef hij The birds of Sumatra in de British Ornithologists' Union Check-list serie (10, 1988).
In 1951-1952 werd hij door de Natuurwetenschappelijke Studiekring voor Suriname en de Nederlandse Antillen (Utrecht) uitgezonden naar de Nederlandse Antillen voor een avifaunistisch onderzoek van deze eilanden. Behalve verschillende daaruit voortvloeiende technische publicaties verscheen in 1955 zijn boek De vogels van de Nederlandse Antillen, in 1983 aangevuld en in het Engels herschreven als Birds of the Netherlands Antilles, met kleurenplaten van H.J. Slijper.
Evenals veel van zijn andere publicaties zijn ook het in het Nederlands, Engels en Duits verschenen boek Atlas van de Europese vogels (1960) hoofdzakelijk zoögeografisch getint. Zijn "List of recent holarctic birds species" (Ibis 115, 1973 en 119, 1977) wordt door het tijdschrift British Birds, de organisatie EURING en de Europese nationale vogelorganisaties als richtlijn gevolgd. De schilder Slijper, met wie hij graag samenwerkt, illustreerde behalve de Antilliaanse vogelboekjes ook Roofvogels en uilen van Europa (1986) en Moerasvogels van Europa (1992), beide gebaseerd op artikelen en illustraties, die eerder in respectievelijk 1976-1984 en 1985-1990 in De Lepelaar en Vogels waren verschenen. Een in 1991 begonnen serie over vinkachtige vogels werd in 1992 beëindigd.
Met zijn studenten, waaronder 13 promovendi, heeft Voous zich vooral beziggehouden met systematische, geografische en vergelijkend oecologische problemen van roofvogels en uilen: J. Wattel (1972), E. Nieboer (1973), Tj. van Dijk (1973), Tj. de Vries (1973), M.F.I.J. Bijleveld (1974), C. Smeenk (1974), W.J.A. Schipper (1978), P.F.M. Opdam (1980) en G.P. Hekstra (1982). Voorts promoveerden bij hem P.L. Ploeger (1968, glaciale verspreiding van arctische vogels), R. de Jong (1972, systematiek en verspreiding van Hesperidae, dagvlinders), G.C. Boere (1977, geografie en oecologie van wadvogels), P.D.M. Weesie (1987, kwartaire avifauna van Kreta, Griekenland) en was hij co-promotor bij J. de Korte in 1986. Jongere en nu prominente leerlingen zijn onder meer E.R. Osieck (geb. 1951), A.B. van den Berg (geb. 1952) en J.E. Winkelman (geb. 1953).
De mooie uilenplaten van Ad Cameron hebben Voous gestimuleerd zich uit te leven in uitbundige, systematische, zoögeografische en vergelijkend oecologische beschouwingen in hun gezamenlijke boek Owls of the Northern Hemisphere (1988) (zie Hekstra, het Vogeljaar 38 (1990): 139-143). Dit werk ontving van het tijdschrift British Birds de onderscheiding Best Bird Book of the Year (1989).
Voous was secretaris van de Nederlandse Ornithologische Vereniging (NOV) (1946-1956), bevorderde de fusie van de NOV met de Club van Nederlandse Vogelkundigen tot de Nederlandse Ornithologische Unie (NOU) per 1 januari 1957 (zie Hens 1962: 174-175), was lid van de redactie van Ardea (1962-1991) en van Limosa (1957-1981, zie Limosa 55 (1982): 35), voorzitter van de Commissie voor de Nederlandse Avifauna (1957-1983), secretaris-generaal van het XVde Internationale Ornithologische Congres in Den Haag (1970) en gelijktijdig voorzitter van het Nederlandse Comité ter Voorbereiding van het Europese Natuurbeschermingsjaar 1970. Hij was erevoorzitter van het XXIste Internationale Ornithologische Congres in Wenen, Oostenrijk, in 1994. Voorts was hij lid van de Natuurbeschermingsraad en de Natuurwetenschappelijke Commissie (NWC) van die raad en mede-oprichter van de Amsterdamse Natuurhistorische Raad in 1957.
Hij was lid van talrijke andere commissies en besturen, onder meer van het Internationale Ornithologische Comité (sedert 1950) en het Executive Committee van de Internationale Ornithologische Congressen (1970-1978), het Standing Committee for the Coordination of Seabird Research (1966-1982), het Standing Committee for Ornithological Nomenclature (sedert 1962), de Commission on Ecology van IUCN (tot 1985) en lid van de Raad voor de Zaken van Kerk en Theologie van de Nederlandse Hervormde kerk.
Hij is erelid van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels (Vogelbescherming) (1974) en van de NOU (1976); voorts erelid of corresponderend lid van negen buitenlandse organisaties (het Vogeljaar 38 (1990): 144) en ontving als tot nu toe enige continentale Europeaan de Gouden Medaille van de British Ornithologists' Union (1975). Na zijn afscheidscollege aan de VU Amsterdam over Wegener en de wegen van vogelverspreiding in 1980 werd hij in 1981 benoemd tot Officier in de Orde van de Gouden Ark.
Vanaf 1958 heeft hij regelmatig over practische, ethische en religieuze aspecten van natuur- en vogelbescherming geschreven, waarbij hij meermalen in nationaal en internationaal verband een lans heeft gebroken voor het behoud en het beheer van onder meer roofvogels, weidevogels en wilde ganzen.
Publicaties
Behalve zeven boeken, omstreeks 350 artikelen en andere bijdragen, grotendeels of uitsluitend over vogels. Zie B. van der Veen, Vogeljaar 38 (1990): 123 (publicaties in het Vogeljaar) en Van Rhijn (1992; publicaties in Ardea).
Biografieën
Hens P.A. 1962. Tafelrede uitgesproken op 27 mei 1961 ter herdenking van het feit, dat op 22 mei 1922 de Club van Nederlandsche Vogelkundigen werd opgericht. Limosa 35: 173-175;
Van der Lee H.F. 1976. Prof. dr. K.H. Voous, erelid van de Nederlandse Ornithologische Unie. Limosa 49: 303-308;
Van Rhijn J. 1992. Retirement of professor K.H. Voous as editor of Ardea. Ardea 80: 201-202.
Zie ook:
J. Taapken & B. van der Veen (red.), speciaalnummer van het Vogeljaar (38 (3) 1990) ter gelegenheid van Voous' 70ste verjaardag met bijdragen van 12 leerlingen en vrienden.