Huybert van Eck

 

  • Periode:
  • Archiefinstelling:
  • Locatie:
  • Soorten:
  • Bron:

 

  • Inleiding

 

  • Archiefbeschrijving

 

  • Ornithologische betekenis

 

  • Downloads

 

  • Links

 

  • Over de archiefvormer

uit: K.H. Voous, In de ban van vogels, Uitgeverij Scheffers, 1995. [12.III.1993]

Van ECK, Huybert Martinus, 23 februari 1929, populatie-oecologisch onderzoeker. Van Eck werd geboren in Rotterdam en groeide op in Delden, waar zijn vader als secretaris verbonden was aan de Vereniging van Textielfabrikanten in en buiten Twente en waar een grote tuin achter zijn ouderlijk huis als het ware grensde aan het park van kasteel Twickel. Hier ontwikkelde zich zijn liefde voor de natuur en vond hij op tienjarige leeftijd in de tuin zijn eerste nest van een Nachtegaal. Op jeugdige leeftijd ringde hij rond zijn huis 184 Nachtegalen (1946-1952), op een landelijk totaal van 415 in diezelfde periode. Naast de stimulans die hij van zijn ouders ontving, kreeg hij op ornithologisch gebied ondersteuning van de 34 jaar oudere H.F.A. Schweigman. Ter compensatie van Schweigmans doofheid leerde Van Eck spoedig zelf de vogelgeluiden onderscheiden. Met hem ringde hij ook in 1944 zijn eerste vogels: nestjongen van een Zwartkop. Vogels waarnemen was overigens voor Van Eck niet gemakkelijk, want in 1943 had hem een acute ontsteking in een heupgewricht getroffen, waaraan hij minstens tien jaar heeft geleden en waarvan hij een stijf en verkort been heeft overgehouden. Niettemin gaf hij in die tijd talrijke waarnemingen door voor de ornithologische jaaroverzichten in Ardea en Limosa. Hij was tevens mede-auteur van de avifaunabeschrijving De vogels van Twente, Wetenschappelijke Mededeling 49 van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV) (Meijerink et al. 1963).
Van Eck studeerde MO-biologie aan de Rijksuniversiteit Groningen (1953-1964), waar hij een aantal jaren een assistentschap vervulde bij professor G.P. Baerends en waar hij met professor Luuk Tinbergen en J.P. Kruijt op excursie ging naar respectievelijk Hulshorst en Putten op de Veluwe en het Fochteloërveen in Drenthe.
In 1964 trad hij in dienst van het Instituut voor Oecologisch Onderzoek (IOO) van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Arnhem. In 1965 werd hij door de directeur dr. H.N. Kluijver op Vlieland gestationeerd als beheerder van het IOO-aldaar. Hier is hij werkzaam gebleven en op 1 december 1992 met VUT gegaan. In deze periode heeft Van Eck Kluijvers populatie-onderzoek aan Koolmezen op zeer nauwgezette wijze gecontinueerd. Daardoor heeft hij wezenlijk bijgedragen aan een hernieuwde analyse van Kluijvers gegevens in een gezamenlijke publicatie met J.M. Tinbergen en J.H. van Balen: Density dependent survival in an isolated Great Tit population: Kluijver's data reanalysed (Ardea 73 (1985): 38-48). Zelf registreerde Van Eck de populatie-ontwikkeling van de Pimpelmees op Vlieland in de jaren 1965-1992. Daarbij werd een toename vastgesteld van 1-2 broedparen vóór 1965 tot rond 50 paren in 1992. Naar de oorzaak daarvan valt te gissen, doch te denken is aan de betekenis van de voortschrijdende ontwikkeling van het aangeplante bos en de verschaffing van selectieve nestkasten als nestgelegenheid.
Ven Eck heeft voorts bijgedragen aan het vangen en ringen van wadvogels, heeft vinkenbanen opgericht voor het onderzoek aan Vinken en andere kleine trekvogels, heeft ectoparasieten verzameld bij gevangen vogels en daarover met dr. Elisabeth van den Broek gepubliceerd (de bloedzuigende vlieg Ornithomyia, 1969) en heeft talrijke andere onderzoekers op Vlieland bijgestaan. Op avifaunistisch gebied heeft hij wezenlijk bijgedragen aan de beschrijving door A.L. Spaans & C. Swennen van De Vogels van Vlieland in de Wetenschappelijke Mededeling van de KNNV 75 (1968).
In het maatschappelijke leven op Vlieland speelde Van Eck een rol als lid van de gemeenteraad (1978-1982) en gedurende één periode als wethouder (1970-1982) en als behoeder van natuurwaarden op dit door eventuele ongeremde recreatievoorzieningen kwetsbare eiland.
Van Eck is een uitstekend, vasthoudend en nauwkeurig waarnemer en onderzoeker van de ornithologische vragen waarvoor hij op Vlieland is aangesteld, gelijktijdig een gedreven natuurbeschermer.
Bibliografie. Minstens 6 titels.