Leo van den Bergh

 

  • Periode:
  • Archiefinstelling:
  • Locatie:
  • Soorten:
  • Bron:

 

  • Inleiding

 

  • Archiefbeschrijving

 

  • Ornithologische betekenis

 

  • Downloads

 

  • Links

 

  • Over de archiefvormer

uit: K.H. Voous, In de ban van vogels, Uitgeverij Scheffers, 1995. [8.III.1991]

Van den BERGH, Leonardus Maximiliaan James, 8 september 1946, ornithologisch veldonderzoeker en natuurbeschermer. Leo van den Bergh leerde in zijn vroege kinderjaren de vogels kennen rond zijn woonplaats Wijk bij Duurstede en sedertdien is zijn liefde voor het landschap en de vogels van onze grote rivieren een vast patroon in zijn leven gebleven (1968). Zijn eerste vogelboek was J.E. Sluiters, Prisma Vogelboek (1958). Zijn eerste, vrijwillige studie-object, samen met onder anderen Chris Kalden, was de avifauna van Culemborg en het Lekgebied (gestencild rapport, 1969). Na opleidingen in de tuinbouw, de bosbouw en de boomchirurgie werd hij in 1972 aangesteld als assistent-ornithologisch waarnemer bij het toenmalige Rijksinstituut voor Veldbiologisch Onderzoek ten behoeve van het Natuurbehoud (RIN, thans Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek IBN-DLO), waar hij nog steeds werkzaam is.
Zijn werk bracht hem in het kloppend hart van talrijke, toewijding, aandacht en tijd vragende projecten, zoals die van milieukartering, de fauna van waarden en uiterwaarden (1977, 1978, 1979, 1989), vogelinventarisaties langs de grote rivieren (1976, 1977, 1979, 1982, 1989), de biologische draagkracht en ontwikkelingsmogelijkheden van de Veluwe en de invloed van agrarische methoden op de weidevogelstand (hij ringde tot en met 1990 meer dan 11.000 weidevogels). Ook was hij betrokken bij onderzoek naar de oecologische toestand en de toekomstverwachtingen van overwinteringsplaatsen van Grutto's in Tunesië (in 1986), Senegal (in 1988) en Marokko (in 1989).
Zowel ambtelijk als persoonlijk was hij betrokken bij de internationale midwinter-watervogeltellingen, waarvoor Van den Bergh contactpersoon voor Nederland is in de Duck Research Group van het International Waterfowl Research Bureau (IWRB) met rapportage eerst in Watervogels (1978), later in Limosa (1988). Voorts wijdde hij zijn aandacht aan de ganzentellingen in Nederland, sedert 1983/1984 gecombineerd met België (Ganzenwerkgroep 1986, 1989), en vooral aan de studie van de herkenning en het voorkomen van ondersoorten van de Rietgans (1980, 1983, 1984) en de daarmee verbonden oecologische verschillen in de overwinteringsgebieden in Nederland (het Vogeljaar 27, 1979, Limosa 58, 1985), inclusief het aansluitende gebied van de Duitse Nederrijn (Charadrius 14, 1978, voorts 1986) en verder in Midden- en Oost-Europa (1984, Van den Bergh & J. Philippona 1985). Bij al deze werkzaamheden speelt de samenwerking met gelijkgezinde waarnemers, werkgroepen, verenigingen en instanties een doorslaggevende rol. Bij de grote verscheidenheid van onderwerpen heeft de dienstbaarheid van de verkregen resultaten aan natuurbehoud en natuurbeheer en de aanpak van praktische problemen, als de invloed van windmolenparken op de vogelstand (met J.E. Winkelman), onafgebroken op de voorgrond gestaan.
De rode draad, die door dit wijde veld van onderzoek heen loopt, is de fascinering die voor Van den Bergh uitgaat van de reactie van vogels op veranderingen van het leefgebied en de reactie van vogelsoorten op elkaars oecologische binding of voorkeur. Over dit alles heeft hij gepubliceerd in interne rapporten, tijdschriftartikelen en verzamelwerken, waarbij speciaal genoemd moeten worden zijn bijdragen in: Handleiding voor het inventariseren van broedvogels (Van den Bergh et al. (red.) 1973), Avifauna van Midden-Nederland (W.F. Alleyn et al. (red.) 1971), Vogels van de Grote Rivieren (Van den Bergh et al. (red.) 1979), Encyclopedie van de natuur in Europa (3, J. van Gelderen, J. van de Kam & Laban (red.) 1981), Handboek voor het natuurbeheer (2, RIN, 1983), Broedvogels van de Veluwe (Wetenschappelijke Mededelingen KNNV 128, 1978), Kust- en zeevogels van de gehele wereld (Van den Bergh (red.) 1985). Andere, meer gedetailleerde publicaties hebben betrekking op: ganzenpleisterplaatsen in Nederland (RIN-rapport 85/16), de Kwartelkoning, onder meer als bewoner van de uiterwaarden (1970, 1973, 1979, 1991)., Porseleinhoen (1984) en de Wulp als nieuwe weidevogel (1986, 1989). In Van den Bergh zijn de eigenschappen gecombineerd van een enthousiast veldwaarnemer, kritisch beschouwer en natuurbeschermer. Veel van deze eigenschappen zijn ontwikkeld door kontakten met zijn vrienden, onder anderen W.F Alleyn, S. Braaksma, H.N. Leys en J. Philippona en door de kennismaking met nog andere, even enthousiaste medestanders van de Ganzenwerkgroep, zoals B.S. Ebbinge, A.M.M. van Haperen, C.M. Lok en A. Timmerman Azn uit Nederland en E. Kuyken en P.M. Meire uit België.
Publicaties
Minstens 115 titels.