Martin Lok, 2021

Martin Lok

 

  • Periode: vanaf 1957
  • Archiefinstelling: niet van toepassing
  • Locatie: Zuid-Holland, Nederland, Europa, arctische gebieden

 

  • Inleiding

Martin Lok is een toegewijde amateur ornitholoog die een aantal vogelkundige herinneringen heeft vastgelegd in het tijdschrift De Wulp, het tijdschrift van de Haagse Vogelbescherming.

 

  • Downloads
  • Over de archiefvormer

Persoonlijke levensbeschrijving

LOK, Martin, 3 april 1946, scheikundige en amateur ornitholoog

Volgens mijn herinnering heb ik al van jongs af aan vogels gekeken. Mijn eerste notities dateren van mij als elfjarige over het nest van de Wielewaal in de Bosjes van Poot in Den Haag in 1957. Geleidelijk aan breidde mijn werkgebied zich uit naar o.a. de voormalige Segbroek- en Madepolders en voor de herfsttrek naar De Vulkaan. Op vrije dagen gingen de fietstochten naar De Beer, Nieuwkoop of Texel. Weldra verplaatste de meeste aandacht zich naar het duingebied Solleveld waar we met de Ockenrodegroep inventariseerden, ringden en kunstnesten plaatsten voor Ransuilen, Torenvalken en Boomvalken.

Ik raakte al vroeg gefascineerd door het Noorden waar onze trekvogels vandaan kwamen. Dit leidde tot eerst lifttochten naar Scandinavië en later in 1969 tot een bijna 3 maanden durende expeditie naar Spitsbergen. Er was daar toen nog geen vliegveld en er waren ook geen winkels dus alles moest mee met de auto en later op de boot. Te voet zouden we Spitsbergen doortrekken en daarbij gletsjers oversteken waarbij we de bagage in sledes vervoerden. Daarom volgden we eerst in de Alpen een veertiendaagse cursus klimmen en later nog een veertiendaagse specialisatie in gletsjers. Zoals bijgaande foto laat zien waren deze cursussen niet geheel overbodig. We hadden toen wel een alpiene uitrusting, maar lichtgewicht uitrusting bestond nog niet. Kleding bestond o.a. uit warme bouwvakkersjassen en spijkerbroeken.

 

 

 

 

 

                        Relaxed hangend in een gletsjerspleet op Spitsbergen in 1969

                        (ik doe dat nu niet meer!)

In 1974 verhuisden mijn vrouw Marijke en ik naar Rockanje op Voorne waar ik medeoprichter en eerste voorzitter van de Vogelwerkgroep. Later in 1987 verhuisden we weer naar Didam. Ik was in die tijd lid van de Ganzenwerkgroep van het Rijksinstituut voor Natuurbeheer (RIN) waar ik de jaarlijkse rapportage van de tellingen van de Brandgans verzorgde. De Brandgans was dan ook mijn favoriete vogel. Veel uurtjes gingen zitten in het bestuur van Avifauna West-Nederland en de redactie van het bijna 10 jaar durende project dat resulteerde in het boek “Randstad en Broedvogels”. Mijn taak als bestuurslid van Sovon was o.a. de coördinatie van Avifauna West-Nederland met Sovon te verzorgen, waarbij ik als district-coördinator van Zuid-Holland zorgde dat de telgegevens van de Avifauna ook gebruikt konden worden voor de eerste Sovon Atlas.

Het Noorden bleef trekken en ik maakte veel tochten naar Lapland, Alaska (mijn huwelijksreis met Marijke), het Zuidpoolgebied, Churchill (ijsberen) en Victoria Island, een eiland in Arctisch Canada, en IJsland. Op een voettocht door Centraal IJsland ontdekten studievriend Jaap Vink en ik een nog niet bekende kolonie van 800 paar Kleine Rietganzen.

Van de eerste tocht naar Victoria Island op arctisch Canada maakten Jaap en ik een verslag waarvan Hugh Boyd van de de Canadian Wildlife Service (CWS) ons verzocht dit in een Canadees tijdschrift te mogen publiceren. De CWS vertelde dat er over het eiland, zo groot als de Benelux, over vogels slechts één Canadese publicatie bestond. Daarnaast was er alleen nog de opmerking van Roald Amundsen dat tijdens zijn ontdekking van de Noord-west Passage, tachtig jaar eerder, de sneeuwhoenders daar goed smaakten. We zouden nog een paar keer naar het eiland terugkeren en publiceren over de veranderingen in de vogelstand daar. Onze verhalen worden nog regelmatig aangehaald als een van de weinige lange-termijn studies in de Canadese Arctis.

 

 

 

 

 

                 

                         Deze Kleinste Jager kwam vaak langere tijd op onze hoofden zitten en                                                     gebruikte onze hoofden als uitkijkpost.

Na mijn scheikundestudie werkte ik voor Unilever en was o.a. vijf jaar werkzaam in Duitsland en 16 jaar in de UK. Daarna keerde ik na mijn pensionering terug naar Den Haag en we wonen nu niet ver van waar ik opgegroeid ben. Ik vond het wel verbijsterend te zien hoe de vogelbevolking in Den Haag was veranderd. Destijds waren de meest voorkomende vogels in mijn straat o.a. de Huismus en de Kuifleeuwerik, soorten die ik bij mijn huidige huis nog nooit heb gezien. Ook op Voorne was de vogelbevolking enorm veranderd. Met Bert van Dijk heb ik o.a. twee overzichten over de veranderingen van de vogelbevolking van Voorne gedurende de laatste 90 jaar gepubliceerd.

Door mijn verblijf in het buitenland was het natuurlijk lastig actief te blijven in Nederlandse clubs maar bij mijn terugkeer ben ik secretaris geworden van de Avifaunistische Kring Nederland, een sectie van de Nederlandse Ornithologische Unie.

Na mijn pensionering was ik nog steeds part-time werkzaam als consultant op het gebied van hernieuwbare energie en werkte samen met o.a. TNO en verschillende Britse Universiteiten. 

 

Enkele geselecteerde publicaties:

C.M. Lok, J.A.J. Vink (1979). Lodnaver - Kjalkaver (Central Iceland), a hitherto unrecognized important breeding area of the Pink-footed Goose. Le Gerfaut 69: 447-59.

 Martin Lok, Jaap A. J. Vink (2012) Trends and Fluctuations in Bird Populations on the Tundra at Cambridge Bay, Nunavut. Canadian Field Naturalist 126:111-6.

Duindam, G.J. van Geest, G. Gelling, C.M. Lok (2021). Een halve eeuw broedvogelmonitoring in Solleveld en Ockenrode. Het komen en gaan van Vogelsoorten. Holland’s Duinen 79 6-20.

W. van Dijk, C. M. Lok (2020). Vogels van Voornes Duin, Vroeger en Nu. In de Branding 28(2) 2-8 en 28(4) 3-9.